Jaar/Periode |
1870-1880 |
Maker |
REICHERT |
Land |
Oostenrijk |
Signering |
C. REICHERT / WIEN // No 8079 |
Categorie |
Overige optische instrumenten |
Subcategorie |
Overig |
Afmetingen van de kist (h x b x d) |
10 × 15 × 14 cm |
Afmetingen van het instrument (h x b x d) |
10.5 × 12 × 8.5 cm |
Inventarisnummer |
SM 189 |
In een met rood linnen bekleed kistje, van binnen met roodbruin stof bekleed. Zwart gemoffelde hoefijzervoet met vernikkelde messing zuil met tafel. Onder de tafel kan een slede met een van 0-130 gegradueerde schaal middels tandheugel en rondsel van links naar rechts bewogen worden. De schaal en het bloedmonster worden van onderen verlicht door een wit vlak, de kleur van beide kan vergeleken worden, als ze gelijk zijn is de concentratie op de schaalverdeling af te lezen.
Het betreft een vroege hemoglobinemeter (ca. 1870-1880), naar het principe van Ernst von Fleischl-Marxow (1846-1891). Ernst von Fleischl-Marxow was een van de eerste wetenschappers die colorimetrie toepaste, en was daarmee een van de grondleggers van de moderne klinische chemie.
De methode van deze hemoglobinemeter is gebaseerd op de colorimetrie, waarbij de kleurintensiteit van een monster wordt vergeleken met een standaard kleurenschaal. Bij deze meter wordt met behulp van een klein capillair 6,5 microliter bloed verdund met 1,5 milliliter water, waarbij het bloed hemolyseert. Dit mengsel wordt in één van de compartimenten van de meetcilinder gebracht, het andere compartiment wordt gevuld met eveneens 1,5 milliliter water. De meetcilinder wordt dan in de opening van de objecttafel geplaatst, zodanig dat de scheidslijn van de compartimenten van links naar rechts loopt. De bovenkant van de meetcilinder kon worden afgesloten met een kleine glasplaat. Onder de objecttafel (direct onder het compartiment met water) is een gekleurde wigvormige glazen staaf gemonteerd, met daarbij een schaalverdeling van 0 tot 130. De ‘spiegel’ onder de objecttafel is in feite een witte schijf van gips, om het licht gelijkmatig te reflecteren. Met behulp van de draaiknop wordt de wigvormige glazen staaf nu zodanig verschoven, dat de kleurintensiteit van het watermonster gelijk is aan die van het bloedmonster, door van bovenaf door de compartimenten te kijken. In het kleine venster in de objecttafel kan de schaal worden afgelezen, deze geeft het hemoglobinegehalte aan in procenten van normaal. Voor het aflezen was, in verband met de kleurtemperatuur, een kaars- of gasvlam nodig. Het mag duidelijk zijn dat het correct aflezen van het resultaat de nodige ervaring verlangde.
Probleem bij deze methode is dat er in de 19e eeuw nog geen echte referentiewaarden beschikbaar waren, de schaal is gebaseerd op bloedmonsters van proefpersonen die als volledig normaal werden beschouwd. De methode zelf was een verbetering ten opzichte van bijvoorbeeld Gower’s hemoglobinemeter, de nauwkeurigheid werd verbeterd met ca. 5%.
Een afbeelding uit 1899 van een nieuwe versie van de meter laat zien dat er verschillende meetcilinders beschikbaar waren, met verschillende typen compartimenten. De methode was aangepast door Friedrich Miescher (1844-1895) door in plaats van water een 0,1% natriumcarbonaatoplossing te gebruiken, in combinatie met een aangepaste verdunningstechniek. Een compleet werkend exemplaar van deze versie uit 1899 staat onder andere in Museum Griffioen in Delft.
De meter die in ons bezit is, is ouder (1870-1880) en ook in werkbare staat.
In de jaren ‘50-‘70 van de vorige eeuw zijn er door verschillende fabrikanten (o.a. Spencer, American Optical en BMS) kleine hemoglobinemeters volgens dit principe gebouwd, waarbij het bloedmonster met saponine werd gehemolyseerd en daarna in een cuvet werd vergeleken met een kleurenschaal. Het afleesvenster werd belicht met behulp van een kleine lichtbron op batterijen. Ook nu vindt men deze meters nog in een enkele huisartspraktijk, hoewel ze grotendeels vervangen zijn door gebruiksvriendelijker en modernere apparaten zoals de HemoCue Hb201+.
We hebben de Reichert-meter vergeleken met hedendaagse laboratoriummethoden, met bekende bloedmonsters. De bloedmonsters zijn bepaald met behulp van een Siemens XN-9000 laboratorium-analyzer, een BMS en een HemoCue Hb201+ (deze beide point-of-care meters voor gebruik met capillair bloed).
De ‘100%’-indicatie op de schaal van de Reichert-meter kwam destijds overeen met een hemoglobine van 15,8 g/dl (= 9,8 mmol/l). Als we de metingen van de Reichert hierop corrigeren, komen we tot de volgende cijfers:
In deze tabel zijn de verkregen meetresultaten geel gearceerd weergegeven, met daarbij de procentuele afwijking t.o.v. de Siemens XN-9000. Een afwijking van maximaal +/- 7,5% geldt als norm voor een goede correlatie.
Bij de Reichert-meter is een duidelijk grotere afwijking te zien ten opzichte van de laboratoriumapparatuur.Deze vergelijking is natuurlijk summier en enigszins speculatief ten aanzien van het hemoglobine van een ‘gezond’ persoon, maar duidelijk is wel dat de Reichert-meter in zijn tijd een bruikbaar instrument was, in een periode waarin het klinisch laboratorium zoals wij dat nu kennen nog duidelijk in de kinderschoenen stond.
Met dank aan Frank Pothoven voor het bestuderen en beschrijven van dit instrument. Klik hier voor zijn foto’s.
Achromatische loep 8×
BLEEKER
1940-1955
Zakloep
ONBEKEND/UNKNOWN
1920-1950
Prismakijker 6×24 met Porro-prisma’s
BLEEKER
ca. 1950
Achromatische loep op statief
LEITZ
1925-1950